Zorg verlenen behoort zonder twijfel tot de ‘vitale’ beroepen. Maar hoe zorg je dat je zelf vitaal blijft?
Zoveel lijden op het moment. Jazeker, in de verpleeghuizen, ziekenhuizen, IC’s, bij de families thuis, in de zorg voor de mensen met een meervoudige handicap, de psychiatrie…. En dat niet alleen in Nederland, maar wereldwijd.
Als je àl het nieuws volgt, is het bijna niet te doen: zoveel mensen zijn er akelig aan toe, om allerlei redenen (werkdruk, lange dagen, spanningen in huis,onzekerheid, verlies van controle, hele dagen op elkaars lip, angst, eenzaamheid, onrust, ellende in vluchtelingenkampen, armoe). Ja, iedereen is kwetsbaar, maar voor sommigen pakt deze kwetsbaarheid nog heel wat rottiger uit dan voor anderen….
Wat te doen? Hoe dit vol te houden? Hoe dit aan te zien?
Natuurlijk is één mogelijkheid: afstand nemen. Niet alleen de fysieke 1,5 m afstand, maar ook de emotionele afstand. In de vorm van ons ervoor afsluiten. Omdat we het niet willen of kunnen zien. Geen media meer volgen. Uit zelfbescherming. Of omdat we dan alleen nog maar het leed van de wereld zien. Of omdat we niet anders kunnen: dit lijden vlak voor mijn neus of ver weg in de wereld is zo groot, zo verschrikkelijk, daar heb ik geen woorden voor. Dit is niet te bevatten.
Maar liever dan afstand nemen, laat ik mijn hart breken, en vat ik in mijn aandacht al dat lijden van de wereld, en van mijn dierbaren in het bijzonder…. Dat doet pijn, dat is moeilijk, dat maakt soms ook machteloos. Maar afstand helpt mij dan niet. Emotioneel op afstand gaan staan, brengt me niets. Het maakt me hard. Maar ten onder gaan in het lijden wil ik ook niet.
In presentie kiezen we dan ook niet voor het begrip ‘professionele distantie’, maar liever voor: professioneel zorgdragen voor de ander terwijl je zorgdraagt voor jezelf. Beschikbaar zijn, trouw zijn, aanklampbaar zijn, ja, we rekken heel erg de ruimte op die je maakt voor de ander. Maar wat betekent dan zorgdragen voor jezelf? Hoe doe je dat? En is dat niet egoïstisch en een groot gebrek aan compassie? Hoe zorg je dat je vitaal blijft? De grote kunst is het juiste midden, zoals met alle deugden. Met mildheid, met zachtheid.
Herken je de uitersten, bij jezelf of bij je collega’s? Enerzijds jezelf voorbij lopen; je grenzen (en fysieke signalen) negeren; bekaf thuiskomen; je volledig geven, zodat je leegloopt: grenzeloos, mateloos, met gevaar voor burn-out, jezelf wegcijferen….(te weinig zelfzorg).
Of juist de andere kant: van 9 tot 5 mentaliteit; ‘hier ben ik niet van’; strikt volgens de regels werken; ‘als ze mij maar met rust laten’, oplossingen en hoop suggereren waar dat niet passend is…. (teveel ‘zelfzorg’).
Het zoeken is naar het juiste midden: want zorgen voor de ander kan alleen als je zorgt voor jezelf. Zelfzorg hééft ook een ‘egoïstisch’ element en dat màg, vanuit welbegrepen eigenbelang. Want als ik omval, of verzuip in het lijden van anderen, of verlamd raak door onmacht, dan hebben anderen niets meer aan mij.
Naar dat midden moet je blijven zoeken, het is nooit statisch. En soms is het helemaal niet zo duidelijk wat dat midden dan is, niet in deze crisis, die nieuw voor ons is. Het is wel belangrijk, dat midden tussen ‘te weinig’ of ‘teveel’. Of je nu hele dagen thuis achter een beeldscherm zit of dat je alles uit de kast moet trekken om te zorgen dat het werk zo veilig en goed mogelijk kan plaatsvinden, het is belangrijk te zoeken naar dat midden. Als je jezelf aantreft in een ritme van alleen nog maar ‘werk en slapen’ of in een ritme van lamlendigheid van lege dagen, dan ook is de vraag relevant hoe je goed voor jezelf kunt zorgen. Het aaien van de kat, een bezoekje aan het tuincentrum, een kopje koffie op het plein…
Machteloosheid is een rotgevoel. Het voelt ontoereikend. Het schuurt. Wat het vraagt, is accepteren dat tragiek deel is van het leven, en dat lijden niet ‘weggetroost’ kan worden. Het vraagt dat we om kunnen gaan met kwetsbaarheid en eindigheid van het leven. Wat het brengt, is een diep gevoel van dankbaarheid, voor alles wat er wèl is, voor een lijf dat doet wat ik ervan verlang, voor de gezondheidszorg die we in dit land kennen, voor de mensen om me heen, voor de zon die opkomt, voor de vogels die zingen,… en dankbaarheid stemt zacht. En maakt dat ik er weer kan zijn voor de mensen om meheen die het nodig hebben.
En dat maakt ons ‘maar’ een mens: geen heilige, geen verlichte, maar een raakbaar mens.
Blijf liefdevol, blijf zorgzaam, blijf gezond
Twee helaas jong overleden kunstenaars die mij daarbij helpenzijn: Zangers/ liedjesschrijvers Bob Fosko (pseudoniem van Geert Timmers, 1955 –2020) en Maarten van Roozendaal (1962 –2013).
De onlangs overleden Bob Fosko zei: ‘Mijn enige verweer tegen deze ellende is geluk! Het is dé manier om te ontsnappen aan dit troosteloze tranendal op deze krakende aardkloot. Wat moet je als niemand je kan helpen tegen stijgende zeespiegels en oprukkende tumoren? Zoek geluk. Pak de liefde en hou mekaar vast.’ (https://revu.nl/artikel/64356/omdat-niemand-kan-zeggen-hoeveel-tijd-me-nog-rest-pak-ik-alles-en-geef-ik-zoveel-mogelijk),
Maarten van Roozendaal heeft op zijn manier een oude boeddhistische parabel hertaald:
De zee is groot
Er is een man op het strand
Er liggen ook heel veel vissen op het strand
De man bukt,
Hij pakt een vis.
Hij geeft de vis een kus
Hij gooit de vis in zee
Devis is blij
Daar komt nog een man
Hij zegt:
“Er zijn te veel vissen.
Jij pakt steeds één vis.
Dat helpt toch niet!
Kijk dan hoeveel vissen er nog zijn.
Jij bent stom.”
De man bukt weer
Hij pakt één vis
Hij geeft de vis een kus
Hij zegt: “Leg jij dat dan maar uit aan deze vis.”
Yvon van Noort, staflid Stichting Presentie