Het heet social distancing maar dat is het natuurlijk niet. De besmetting met het coronavirus wordt afgeremd doordat ons een pakket aan maatregelen is opgelegd: thuisblijven, afstand houden, contact mijden, niet samendrommen en afzien van allerhande familiebezoek. Maar waarom heet dat sociale afstandneming? Gaat het niet eerder om social letting go?
Het ligt voor de hand te denken dat de maatregelen slechts verstandige ‘sociale onthouding’ tot gevolg hebben. Maar is dat ook wat we zien gebeuren? Leidt dit fysiek afstand houden tot niets anders dan tot ruimtelijk en sociale afstandhouderij?
Soms wel, want ik heb zelden zoveel wellevendheid ontmoet als in deze dagen. Tuurlijk, af en toe meldt zich nog een pummel die het niet helemaal begrepen heeft, maar ik zie in de winkels, op straat,in het parkje om de hoek en onder de schaarse mensen die nog iets aan de deur komen afleveren, vooral een stilzwijgende verbondenheid. We zitten in hetzelfde schuitje, we begrijpen elkaar en we houden rekening met elkaar, we doen elkaar niets aan. Wij zijn één.
Maar vaak ook niet, vanwege het evidente vijandsdenken onder social distancing: ik moet op afstand blijven want jij belichaamt een potentiële doodsbedreiging voor mij. We zijn óók bang: het virus is eenduizendste millimeter en besmette mensen sproeien het onzichtbaar rond. Dat je zelf een bedreiging voor een ander kunt zijn, hoor je toch wat minder. Onze ministerploeg heeft het, geholpen door Arjen Lubach, erin gehamerd: dichtbij komen kan dodelijk zijn. Blijf weg!
Alleen als je maatschappelijk iets onmisbaars doet mag je erop uit. Dat heeft wat je noemt ‘selectief’ gewerkt: juffen, brandweerlieden en verpleegkundigen, buschauffeurs en postbezorgers, schoonmaaksters, kassières en vakkenvullers, bakkers en politieagenten, ze stegen plotseling met sprongen op de sociale ladder. Ze kregen weliswaar geen loonsverhoging maar wel applaus, taart en niet-doorgedraaide bloemen. Anderen daarentegen bleken maatschappelijk moeiteloos gemist te kunnen worden. De namen van hun banen deden al het ergste vermoeden: de ‘corporate recruiter’, de ‘juridisch fiscalist indirecte accijnzen’, de ‘senior video solutions consultant’, de ‘assistent controller’, de ‘scrum master’, de ‘sales analist’, de ‘transfer pricing manager’. Niet dat ze nu hun vorstelijke salarissen verliezen maar social distancing brengt hun luxueuze misbaarheid pijnlijk aan het licht. De oorlogslogica scheidt ons.
Maar dezelfde oorlogslogica beheerst inmiddels ook de schaarste en geeft daar een andere selectiviteit: wie krijgt nog een IC-bed, wie heeft genoeg geleefd en kan net zo goed doodgaan, wie is eigenlijk al halfdood vanwege onderliggend lijden? Wie is een investering waard, welk resultaat telt? Pijnlijke, moeilijke, afschuwelijke vragen in tijden van schaarste: corona en haar oorlogsregiem wakkeren niet alleen social distancing aan maar ook social letting go. Ouderen worden momenteel –getuige de discussies –beoordeeld in termen van kosten en baten, investering en opbrengst, en nauwelijks in termen van hun sociale betekenis. Zulk denken wordt versterkt door de opvatting dat, evolutionair gesproken, elke crisis opruimt wat (sociaal) overbodig is, ballast, niet levensvatbaar. De oorlogslogica verscheurt ons.
Als we deze kwesties al niet relationeel zouden oppakken dan is nu het moment gekomen.
Andries Baart