Ik merk het aan mijzelf en ik hoor het om me heen van professionals: het begrip ‘samen’ staat onder druk. Verschillen in opvattingen worden explicieter en de bereidheid om regels zomaar te accepteren neemt af. In verpleeghuizen hoor ik dat de ene groep verwanten de regels strikt wil blijven naleven, terwijl andere verwanten juist verruiming eisen.
Ik lees een bericht over een vrouw die door het raam afscheid moest nemen van haar terminale echtgenoot. Die echtgenoot is met een speciale ambulance naar huis gebracht voor dit afscheid,maar toch: de echtgenoten hebben elkaar zeven weken niet gezien. Ik vind er meteen wat van, maar voorzichtigheid is op zijn plaats. Want ikken de feiten niet en oordelen van buitenaf is altijd makkelijk. En zonder consequenties.
Ik hoor ook toenemende zorgen.Bijvoorbeeld of je je vak nog wel kunt uitoefenen zoals je het graag wilt: met persoonlijk contact, nabij, met laagdrempelig overleg. In een leergesprek met specialisten ouderengeneeskunde (gelukkig fysiek in dezelfde ruimte en met 1,5 meter afstand) werd aangegeven dat hun instrumentarium in een verpleeghuis enorm is versmald. Spontaniteit en intimiteit zijn ver te zoeken. Alles moet gepland, op afstanden drie keer worden overwogen. Er ontstaan meningsverschillen,maar er is weinig ruimte om er informeel met elkaar over te spreken.
In mijn eigen werk vind ik de Zoomsessies een leuk experimenten nuttig voor een zakelijk overleg. Maar een leersessie op afstand:waar is de rommeligheid? Het onverstaanbaar door elkaar heen praten? De knipoog?Ik mis het! Voor velen dringt de vraag zich op: is er nog wel werk –en als het er is, vind ik het dan nog wel leuk?
Je bent elke dag druk bezig om algemeen geldende regels te vertalen naar maatwerk. In de zorg, onderwijs, politie en welzijn. Maar dat moet je doen met beperkte informatie, met een versmald instrumentarium, met minder overleg, onder hoge tijdsdruk en met grote risico’s. In het besef dat je, in vergelijking tot vroeger, nóg meer tekortschiet. De marges worden smaller. Iemand vergeleek het met het lopen op een evenwichtsbalk,waarbij je valt, maar steeds weer de moed verzamelt om er tóch weer op te klimmen. Ik denk, enigszins somber: dat klopt – en die balk wordt ook nog eens steeds smaller.
Maar dit is een momentopname: zo somber ben ik eigenlijk niet. Bovendien trokken artsen lessen uit dit‘samen somberen’ waar ik eerlijk gezegd blij mee ben. Want waar het op neerkomt, is dat het ‘goed’ doen soms gewoon betekent: goed genoeg. En soms zelfs: net niet goed genoeg. In de zoektocht naar goede zorg staat immers altijd centraal: wat is goed voor deze ene cliënt op dit moment? En dan pas komt de vraag: mag het,kan het en wil ik het ook?
‘Goed genoeg’ is te relateren aan de inspanning die je levert. Je kunt achteloos een 7 scoren,of met veel inzet en betrokkenheid een 7 scoren. Het gaat om de mate van inspanning om het zo goed mogelijk te willen doen voor de ander, zelfs onder deze omstandigheden.
Daarbij is het belangrijk om niet in te leveren op de pijlers van je vak. Wees je bewust van die pijlers,omdat je anders tot de ontdekking kunt komen dat je vervreemd bent geraakt van je vak.Want word daarom ook presentie niet vaak omarmd? Omdat het ons bewust maakt van wat je bent kwijtgeraakt?
Ook in het licht van de toekomst, waarbij nog veel onduidelijk is, kunnen deze pijlers belangrijk zijn om toch in kleine stappen te zoeken naar creatieve manieren hoe deze kunnen worden ingevuld.
In het zorgethisch model zeggen we dat zorg verlenen uiteindelijk draait om bekommernis (een combinatie van je vak verstaan, mensgericht aansluiten en afstemmen, kijken hoe de zorg uitpakt en betrokken zijn). Als zorg met bekommernis wordt gegeven, kan de ontvanger uiteindelijk zeggen dat hij met deze (goede) zorg zich weer opnieuw heeft kunnen verhouden tot de kwetsbaarheid van zijn/haar bestaan. Dit vak blijft dus steeds de moeite waard. Misschien nu meer dan ooit.
Je begrijpt inmiddels: die leersessies, daar heb ik zelf ook wat aan.
Jan den Bakker, staf Stichting Presentie