Als een-op-een-begeleider bij een klinische intensieve psychiatrische behandelkliniek maakte ik onderdeel uit van een klein team dat organisatorisch los stond van de behandelteams. Wij waren er op uit om de dikwijls sterk onder druk staande relaties tussen team en cliënt te verbeteren. ‘Wij zijn in dienst van cliënt en team’, zeiden we altijd.
Eline op haar kamer
Eline zit in een kamerprogramma, verplicht verblijf in haar eigen kamer met de deur op slot vanwege onveilig gedrag. Het ging op de eerste dag van haar verblijf op de afdeling al mis. Er was onduidelijkheid en onenigheid. Ze werd op de afdeling gelaten na binnenkomst, maar daar was een deel van het team het niet mee eens: “Dat hebben we niet afgesproken in de pré behandelplanbespreking, ze moet gezien haar instabiliteit starten vanuit haar kamer met enkele begeleide afdelingsmomenten.” Toen Eline hiermee werd geconfronteerd, reageerde ze boos en moest ze door de escalatie die ontstond door een calamiteitenteam naar haar kamer worden gebracht. Daar zit ze nu. De afdelingsmomenten zijn eraf gehaald. Het team is geschrokken van de hevigheid van de escalatie en zeer op zijn hoede.
Wat is veiligheid?
Voor de teamleden is de situatie rondom Eline onveilig. Veiligheid is een ingewikkeld woord, wat vaak wordt gebruikt, meestal in negatieve zin. ‘Eline is onbetrouwbaar. Je moet op je hoede zijn. Zorg dat je fysiek op afstand van haar bent. Die lange nagels wil ik niet in mijn huid hebben’. We begeleiden haar altijd met twee personen, vanaf de deur met een groot blok (vierkanten poef als barrière) tussen haar en ons in, waarbij de één het contact doet en de ander scherp oplet of ze niet op de deur afstormt. We geven haar geen ruimte, anders gaat het weer mis. Roken mag alleen op voorwaarde dat ze de brandende sigaret zelf ophaalt van het blok, wanneer wij de deur hebben gesloten. Eline dient de aanwijzingen op te volgen van de begeleiding.
Veiligheid is je ‘goed’ gedragen: voorspelbaar en respectvol. Veiligheid wordt voornamelijk gezien als ‘onveiligheid voorkomen’: ervoor zorgen dat de cliënt je niets kan aandoen. Een kamerprogramma wordt beschouwd als veilig werken, inclusief veilige kaders, opgelegde structuur en distantie. Werken op zo’n enorm intensieve afdeling, met zwaar ontregelde cliënten is uitdagend. Als werker word je blootgesteld aan soms zeer gefrustreerde en boze cliënten, aan verwensingen en kleineringen en helaas soms ook aan fysiek geweld. Medewerkers, teams, afdelingen, de hele organisatie doet haar best om geweld tegen werkers te voorkomen, agressie te beteugelen, gevaar in te dammen, onveiligheid te beheersen.
‘De slotgracht oversteken’
Kan je hier ook anders naar leren kijken? Hoe kun je op een relationele manier beweging proberen te krijgen in deze vaak onwrikbare situaties. Situaties waarbij er soms eerder ‘schuttersputjes’ worden gegraven dan dat er over de eigen schaduw wordt gesprongen om te begrijpen hoe het bij de ander werkt.
Eline in mijn eentje als een-op-een-begeleider bezocht, in plaats van samen met een teamlid, wat veel meer ruimte gaf voor gewoonheid en mens tot mens gesprekken. Eline gaf ook aan het fijn te vinden. Ze geeft aan dat de frustratie al van zo lang is, dat ze zichzelf continue slachtoffer voelt van de situaties, dat zij altijd aan het kortste eind trekt. Dat ze zo graag uit deze situatie wil, uit de afzondering, dat ze eenzaam is en het contact mist. Ook zegt ze dat ze graag harmonie wil in het contact en er niet tegen kan als ze wordt kleingehouden voor haar gevoel.
Alle tijd genomen om te luisteren en te erkennen wat ze zegt. Ook gesproken over hoe ze zich mijns inziens op dit moment het beste kan opstellen naar de begeleiding, dat ze nog moet wennen, maar anderen ook, dat het nog wat stroef loopt, waardoor ze niet uit de verf komt en snel opstandig wordt.
Ik probeer informeel te zijn, losjes, nabij, waarbij ik ook over mezelf vertel, wat ik ervaar en meemaak. Ik heb de indruk dat dit Eline minder het gevoel geeft van kleinering en opgesloten zijn. Iets waardoor ze zich als tegenreactie juist steeds groot moet maken.
Een ander moment grijp ik aan om af te tasten hoe vergroting van de fysieke nabijheid voelt. ‘Zeg, ik loop even je kamer in hoor, vind je dit goed? Wat vind je ervan als ik op deze stoel ga zitten?’ Het contact verandert meteen, ik voel zelf minder spanning en meen dit ook bij Eline te bespeuren. Op een gegeven moment speelt zij hiermee door quasi gevaarlijk naar me toe te lopen, duidelijk schertsend overkomend, niet serieus dus. In mij is er een samenloop van gedachten en gevoelens: ‘help, wat krijgen we nu, het zal toch niet…’, tegelijkertijd met ‘oh wat fijn, hoe ontwapenend en opluchtend’. De gemoedelijkheid neemt toe.
Veiligheid is relationeel
Als een-op-een-begeleider voeg ik iets wezenlijks toe aan de verhouding tussen team en cliënt Eline. Ik probeer te begrijpen wat er voor Eline allemaal op het spel staat: zich slachtoffer voelen, eenzaamheid, aan het kortste eind trekken. Ik probeer aan te sluiten bij haar verlangens: menselijkheid, harmonie in het contact, serieus genomen worden. Ik ben ook in het geding. Het team vindt het spannend dat ik in mijn eentje daar ben. Ikzelf vind het ook spannend. Het wordt tastbaar, zowel door mij (vind je het goed als ik op deze stoel ga zitten?), als ook door Eline (ze komt pardoes op me af lopen). Hiermee doorbreek ik als een-op-een begeleider het patroon van het team van ‘veiligheid als beheersing van onveiligheid’. Ik wacht niet af tot Eline zich anders gaat gedragen terwijl ik op afstand sta. Nee, ik doorbreek voorzichtig de afstand bewust vanuit mijzelf, zowel relationeel, aansluiting zoekend, als fysiek in de ruimte.
Als een-op-een-begeleider probeer ik meer te kunnen betekenen voor de cliënt. Vooral die cliënten, zoals Eline, waarbij verhoudingen meteen op scherp staan. Waarbij er door allerlei escalaties alleen maar meer verwijdering ontstaat en de cliënt eigenlijk altijd aan het kortste eind trekt, met diverse vormen van toegevoegd lijden als gevolg. Ik probeer troost te bieden door dicht bij haar te komen en te blijven, erkenning te geven, wederzijdsheid toe te voegen. Het maakt wanhopige situaties dragelijker. Tegelijkertijd kan dit relationele werken nieuwe escalaties voorkomen:
Eline geeft aan de chaos in haar hoofd niet meer aan te kunnen. Het team is bang voor een weer een nieuw incident. “zullen we dan maar gewoon nu meteen naar de afzonderingskamer lopen?” zeg ik op informele toon. Eline knikt en samen lopen we rustig over de gang naast elkaar richting de voor haar nu rustgevende afzonderingskamer.
Als een-op-een-begeleider ben ik er ook voor het team die worstelt. Ik breng mijn perspectieven in, ik verhaal over wat Elines moeites en verlangens, vertel wat er tussen ons plaatsvindt en wat dit betekent voor het gevoel van veiligheid. Eline is geen onveilig persoon, zelfs haar gedrag is niet van zichzelf onveilig. Er zijn alleen situaties die verworden tot onveilige situaties. Er zijn gevoelens van onveiligheid, geworteld in ervaringen en verwachtingen. Teamleden voelen onveiligheid omdat ze bang zijn voor onvoorspelbaarheid of voor fysiek geweld. Eline voelt zich ook onveilig, door de opgestapelde frustraties, de ervaring van onmenselijkheid, oneerlijkheid en eenzaamheid.
Als een-op-een-begeleider probeer ik meerdere perspectieven bij elkaar te brengen door relationeel te werken. Perspectieven die in dit complexe werkgebied te maken hebben met onveiligheid en het verlangen naar veiligheid, niet alleen als het voorkomen van onheil, maar ook als een existentiële beleving van ‘oké zijn met wie je nu bent en wat er op dit moment is’, met alle gevoelens, gedachten en verlangens. Dit vraagt om een bredere focus. Een gerichtheid op wat er allemaal speelt en op het spel staat en waar naar verlangd wordt bij alle partijen.
De bal ligt bij de zorgverlener
De een-op-een-begeleiding is er voor cliënt en team. Er staat zoveel op het spel bij beide partijen, om het vol te houden, uit te houden. Dat het bij beiden zo wringt zou juist de sleutel kunnen zijn naar minder verwijdering, escalaties en onveiligheid. Als beide partijen in staat zouden zijn om te begrijpen wat er bij de ander speelt, niet vanuit papier of analyse, maar vanuit het relationele. De bal ligt echter wel bij ons als zorgverleners! Het is aan ons om ‘de slotgracht over te steken’. En dan helpt het als je zoekt naar de sleutel bij wie dit inderdaad lukt. De een-op-een-begeleiding kan die rol vervullen. De ervaringsdeskundige kan die rol ook vervullen, evenals een naastbetrokkene. En zelfs die ene collega die de ruimte voelt of pakt om af te dalen, over te steken, waar iets ontstaat wat er bij de anderen niet is.
Relationeel werken als kern van de presentiebeoefening is werkelijk veiligheid bevorderend. Veiligheid bereik je niet door alle mogelijke onveiligheden uit te bannen en emotionele én fysieke afstand in te bouwen. Daarmee ga je juist uit relatie. Veiligheid krijg je door fysiek en emotioneel te blijven aftasten, door openheid van zaken te geven, wat leeft er in mij, wat leeft er in jou? Door erkenning en begrip van het persoonlijke en wat dit dan betekent voor het algemene, in teamverband. Ook als het ingewikkeld is en schuurt, dat is immers ook relationeel werken.
Door Minco Ruiter, parttime staflid Stichting Presentie