Opgevoerde ambiguïteit
Mijn moeder woont sinds vorig jaar in een verpleeghuis. In het oosten van het land. Ik ben een uur onderweg om bij haar te komen. Sinds we geen 120 meer mogen, nog iets langer. Gelukkig woont mijn oudste zus vlakbij haar.
Mijn moeder is dementerende. Tot voor kort ging ik geregeld een lange dag naar haar toe. Dat was elke keer anders. Maar ik nam de tijd. En dat was voor mij essentieel om bij haar te kunnen aansluiten en op haar te kunnen afstemmen. Soms was het er meteen. Vaak was er eerst een herhaald ‘Oh wat fijn! Wisten de zusters ervan? Fijn dat je er bent!’ En dan kreeg ik pas na enige tijd werkelijk contact met haar. Raakten we op elkaar afgestemd. Soms pas na haar middagslaapje, uren later. En als we dan op elkaar afgestemd waren, dan was ze weer even mijn moeder… Zo hielp ik mee haar in haar leven te houden.